Een goedgeklede man herken je meteen. Zijn haar is die ochtend nog gekamd, eventuele overtollige haartjes in de nek zijn weggeschoren. Zijn gelijke stoppelbaard in rechte lijnen verraden de meesterlijke precisie en zorgvuldigheid waarmee hij de ochtend is begonnen. Hij heeft zijn koffie (looptijd: 21 seconden, bonen: Guatemala) in kamerjas opgedronken zodat zijn lichtgroene polo shirt onbevlekt en ongekreukt blijft. Een donkerblauw vlechtvest hangt losjes over zijn schouders, de mouwen aan elkaar geknoopt: ook in een tochtig kantoor wordt zijn rug beschermd, maar bovenal heeft hij iets weg van een jongen in een sportveld; hij past zich aan de weersomstandigheden aan, hij zal nooit oud of grijs worden, hij komt voorbereid en draagt toch alles wat hij nodig heeft op zijn lichaam zoals de padvinders dat deden wanneer ze dagenlang in de bossen op survivaltocht waren. En deze man zou, als hij dat zou willen, een goede pantoffel onder zijn gekleurde broek aan kunnen doen, in het weekend misschien als hij met zijn vrouw en kinderen op de boot stapt. Dan zou hij kunnen zeggen: ‘vandaag is het is zondag’ en iedereen knikt.
De heren pantoffel is in dit voorbeeld geen wollen klomp, maar een comfortabele leren instapschoen, een schoen waar in alle haast ingegleden kan worden om bijvoorbeeld het vuilnis op straat te zetten, om even met de hond een rondje door de wijk te lopen en geeft de goedgeklede man steeds zijn nette voorkomen. Als de buurvrouw deze man tegenkomt zal ze naar zijn voeten kijken en daarna naar zijn in twee lagen bedekte rug, en ze zou zomaar kunnen aannemen dat deze man onder zijn polo shirt een hemd draagt, wat haar goed zal doen omdat ze weet dat hij aan zijn gewrichten heeft gedacht. En in haar nopjes zal ze de man aanspreken en hem uitnodigen voor een kop koffie, welke hij eerst zal weigeren wegens zijn drukke agenda, maar die hij later, als het buiten stormt, toch graag zal aannemen. En hij zal haar vragen of ze geen last heeft van het onweer en of al haar kabels het nog doen, en zij zal hem naar de tweede verdieping wijzen, waar de meterkast rammelt door de tochtende wind, en hij zal fronsend een paar schakelaren naar beneden en weer omhoog schuiven, en zal haar daarna aarzelend gedag zeggen. Maar als het weer echt losbarst zal hij vragen of hij niet even wat langer kan blijven, misschien alleen tot de storm wegtrekt, en zij zal knikken en hij zal zijn pantoffels uitdoen.